In de arbeidsparticipatie van 25- tot 55-jarigen zit amper nog rek. Ook bij jongeren (15-24 jaar) en ouderen (55 jaar en ouder) bereikt de nu nog toenemende participatiegraad de komende paar jaar het plafond. Dit constateert RaboResearch in een onderzoek naar de arbeidsmarkt.
De voornaamste reden voor 25- tot 55-jarigen om niet te werken, is ziekte of (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Voor velen van hen is maatwerk waarschijnlijk nodig om de stap terug naar de arbeidsmarkt te kunnen maken, stelt RaboResearch. Datzelfde maatwerk kan wellicht ook een deel van de 260.000 personen richting de arbeidsmarkt kan stimuleren die aangeven niet te kunnen of te willen werken vanwege zorg voor gezin en/of huishouden.
Minder arbeidsparticipatie
Dat de Nederlandse arbeidsmarkt al jaren extreem krap is, is geen nieuws. Tot en met 2025 verwacht RaboResearch echter nog een groei van de arbeidsinzet. De bijdrage van arbeidsinzet aan de economische groei is dan – met gemiddeld 0,9 procent per jaar – aanzienlijk. Dit is onder de aanname van ongewijzigd beleid, waarbij de pensioenleeftijd bijvoorbeeld gekoppeld blijft aan de levensverwachting en niet teruggaat naar 65 jaar. De reden van de hoge bbp-groeibijdrage van de factor arbeid is een combinatie van bevolkingsgroei, verdere stijging van de arbeidsparticipatie door vooral 60-plussers en herstel – na de coronapandemie – in het aantal gewerkte uren van zelfstandigen. Het arbeidsvolume groeit echter vooral in lager dan gemiddeld productieve sectoren. Daardoor neemt de arbeidsproductiviteitsgroei op termijn verder af.
De groei van het arbeidsvolume werd voorheen sterk gedreven door een toename van de arbeidsparticipatie. Wat dat betreft is de rek er nu behoorlijk uit: RaboResearch verwacht voor de komende jaren nog een stijging van het aantal gewerkte uren per persoon, maar die zal de situatie op de arbeidsmarkt maar weinig verbeteren. Want ondanks dat deeltijdwerkers de afgelopen tien jaar beduidend meer uren per week zijn gaan werken, is er een grote groep werkenden die aangeeft juist minder uren te willen besteden aan hun baan.
Wanneer wil parttimer meer werken?
In Nederland werken relatief veel mensen in deeltijd: 47 procent van de werkzame beroepsbevolking werkt 35 uur of minder. Wil de overheid hen stimuleren om meer uren te maken, dan is het belangrijk het belasting- en toeslagenstelsel drastisch te herzien, blijkt uit het onderzoek. Een andere drempelverlagende maatregel is het gratis maken van kinderopvang. Maar dat is wel een kostbare maatregel met relatief weinig impact. De opbrengst van deze maatregel liggen meer op andere vlakken, zoals de vermindering van kansenongelijkheid. RaboResearch constateert dat ook een betere afstemming van de maatschappij – openingstijden van scholen en gezondheidsinstellingen of ondersteuning in de huishouding – op gezinnen met fulltime werkende ouders positief kan werken.
Daarnaast kunnen werkgevers ook zelf wat doen, constateren de onderzoekers. Flexibiliteit van arbeidsuren en een gelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt spelen een essentiële rol. Zo zouden het onderwijs en de zorg het werk anders moeten organiseren, zodat er minder of geen roostertechnische redenen zijn die het meer uren werken lastig maken.
Stimulans arbeidsproductiviteit
Al deze maatregelen voorkomen echter niet dat de mogelijkheid van economische bloei door extra inzet van arbeid steeds kleiner wordt. Daarom, zegt RaboResearch, is het belangrijk dat er beleid wordt ingezet dat de groei van arbeidsproductiviteit stimuleert.
Lees ook: Meer werkende 45-plussers, maar verder veranderde werkloosheid in 2023 nauwelijks
3,6 procent van de beroepsbevolking was in december 2023 werkloos. Dit percentage was gelijk aan het gemiddelde over 2023. De werkloosheid onder 45-plussers daalde vorig jaar tot minder dan 100.000.