In de hal bij het hulpverleningscentrum aan de Nijkerkerweg in Barneveld staan naast drie ambulances ook brandweerwagens. De grote garagedeur rolt tijdens het interview regelmatig omhoog, waarna voertuigen naar binnen worden gereden en hulpverleners uitstappen. In een aparte ruimte die is ingericht als woonkamer, met een eettafel, keukentje en zithoek, wachten twee collega’s van Esther Everhardus (32, uit Barneveld) en Marieke van Norden (44, uit Voorthuizen) tot er een melding binnenkomt. Rond 12.30 uur is dat het geval en lopen de mannen richting de ambulance. “Na de melding gaan we zo snel mogelijk naar de ambulance; officieel hebben we hier maximaal een minuut voor”, vertelt Marieke.
door Lieke van der Made
Met wat voor gevoel stap je meestal in de ambulance?
Esther: “Het is een misvatting dat we met lood in onze schoenen ons werk doen. Zeker bij een spoedmelding krijg je een adrenalinekick en hoop je het verschil te kunnen maken.”
Was ‘het verschil maken’ de reden om bij de ambulance te gaan werken?
Marieke: “Ja, daarom vond ik spoedzorg altijd al het leukst. Ik heb na de middelbare school de opleiding doktersassistente gedaan, omdat ik nog te jong was voor de verpleegkundigeopleiding. Ik vond mijn stage bij de huisartsenpraktijk zo leuk dat ik jaren als doktersassistente ben blijven werken en ondertussen was ik ook druk met mijn gezin. Later besloot ik alsnog als chauffeur bij de ambulance te solliciteren en na een interne opleiding kon ik vijf jaar geleden aan de slag.”
Esther: “Ik werkte na mijn opleiding verpleegkunde in het ziekenhuis in Ede en ook mij trok de acute zorg het meest. De onvoorspelbaarheid en het snelle handelen, maar inderdaad ook de kans om het verschil te maken. Ik heb een opleiding tot Spoedeisende Hulp-verpleegkundige gevolgd en drie jaar op die afdeling gewerkt. Twee jaar geleden solliciteerde ik voor deze functie en werd ik aangenomen, waarna ik de opleiding tot ambulanceverpleegkundige volgde aan de Academie voor Ambulancezorg in Harderwijk.”
Hoe is de taakverdeling tussen jullie?
Esther: “Als chauffeur bestuurt Marieke de ambulance, maar verder doen we alles samen. Ik neem als verpleegkundige de beslissingen, maar het is belangrijk dat we er beiden achter staan.”
Marieke: “Aan het begin van onze dienst controleren we standaard de ambulance, bijvoorbeeld of de banden hard genoeg zijn en de voorraad compleet is. Daarna drinken we samen koffie en wachten we in de kamer tot we een melding krijgen. Soms komt er urenlang niks binnen en soms is het heel druk. In de tussentijd kijken we wat televisie, kletsen we en doen we aan bijscholing zodat we bekwaam blijven.”
Zijn er bepaalde meldingen die jullie relatief vaak krijgen?
Esther: “Pijn op de borst is een melding die we vaak krijgen. Mensen raken in paniek en zijn bang dat er iets mis is met hun hart, dus bellen ze 112. Ook ‘wegrakingen’ (het verliezen van bewustzijn, red.) komen we veel tegen.”
Welke meldingen maken veel indruk op jullie?
Marieke: “Meldingen waarbij kinderen zijn betrokken vind ik altijd heftig, bijvoorbeeld als ze ernstig ziek zijn en er complicaties optreden. Net als grote ongevallen met zwaargewonde slachtoffers, en zelfmoord. Zeker in dat laatste geval heb je niet alleen te maken met het slachtoffer, maar ook met familieleden en hun verdriet. Dat maakt indruk.”
Hoe gaan jullie hiermee om?
Esther: “Ik durf wel te zeggen dat ik door dit werk harder ben geworden – dat hoor ik ook uit mijn omgeving – maar niet ongevoelig. Als hulpverlener ben ik nog steeds empathisch, maar persoonlijk raakt het me niet meer. Je leert omgaan met heftige situaties. Dat moet ook wel, anders houd je dit werk niet vol.”
Marieke: “Dat geldt voor mij ook. Laatst moest ik huilen bij een film, wat mijn man maar raar vond; ik huil toch ook niet bij een groot ongeval? Maar dat is anders, dan sta je in actiemodus. Dat betekent niet dat helemaal niks me meer raakt. Meldingen met kinderen zijn altijd heftig, maar ook als iemand onverwachts heel snel achteruitgaat en in ons bijzijn overlijdt.”
Esther: “Gelukkig is er goede nazorg voor ons: na heftige meldingen worden we altijd snel gebeld door TCO – Team Collegiale Opvang – om te vragen hoe het met ons gaat en of we behoefte hebben aan extra gesprekken. Tegelijkertijd is het een misvatting dat ons werk alleen maar ellende is, het loopt ook vaak goed af.”
Zijn er nog meer misvattingen over jullie werk?
Esther: “Ja, bijvoorbeeld dat we patiënten altijd meenemen naar het ziekenhuis. In een kwart van de gevallen is dat niet zo, dan is het voldoende om hem of haar naar de huisartsenpost door te verwijzen of om iemand rustig toe te spreken en te adviseren, bijvoorbeeld bij een paniekaanval.”
Marieke: “Als chauffeur valt het me ook op dat mensen soms rare dingen doen als we aan komen rijden. Ze rijden de stoep op of de berm in, of zetten de auto stil midden op een rotonde. Dat is meestal niet nodig, we vinden onze weg wel. We verwachten niet dat mensen hun velgen beschadigen of hun auto kapot rijden. Om het veilig te houden mogen we maximaal 40 kilometer per uur harder rijden dan de toegestane snelheid en met maximaal 20 kilometer per uur harder door rood rijden. Tijdens een spoedrit hebben we dertig keer meer kans op een ongeval, hier zijn we ons dan ook erg van bewust.”
Zijn er periodes waarin jullie het extra druk hebben, bijvoorbeeld rond de jaarwisseling?
Marieke: “Dat valt wel mee. Tijdens de jaarwisseling zijn er wel vuurwerkslachtoffers, maar die zijn vaak nog in staat om zelf met de auto bij de spoedeisende hulp te komen. Wel krijgen we rond oud en nieuw meer meldingen rondom alcohol- en drugsgebruik, net als in het weekend. Kinderen van een jaar of vijftien die sterke drank hebben gedronken en daardoor buiten bewustzijn raken bijvoorbeeld.”
Krijgen jullie ook weleens te maken met fysiek of verbaal geweld?
Esther: “Het gebeurt wel, maar zelf maken we het niet vaak mee. Wel maken mensen soms denigrerende opmerkingen over het feit dat we vrouwen zijn. Dan gaan ze er vanuit dat er twee ambulancebroeders komen, in plaats van twee vrouwen. Maar wij doen niet onder voor de mannen. Samen kunnen we prima iemand optillen en anders helpt er iemand van de brandweer of politie, die zijn ook vaak ter plaatse.”
Hoe combineren jullie dit werk met jullie privéleven?
Esther: “We hebben wisselende werktijden en soms diensten van twaalf uur, ook in het weekend. Met twee kinderen van 5 en 8 jaar vergt het wel wat flexibiliteit en is het vaak een puzzel met de opvang. Gelukkig kan mijn netwerk vaak bijspringen en komen we er altijd uit. Ik vind het juist leuk dat geen week hetzelfde is.”
Marieke: “Ik vind de onregelmatige werktijden heerlijk. Als ik de ene keer een ochtend en dan weer een middag vrij ben, heb ik voor mijn gevoel meer vrije tijd. Al vind ik de nachtdiensten wel vrij pittig, daar word ik overdag niet gezelliger van.”
Zien jullie jezelf dit werk nog lang doen?
Marieke: “Ik volg nu de opleiding verpleegkunde, maar weet nog niet zeker of ik die kant op wil of chauffeur wil blijven. Dit werk vind ik nog steeds heel leuk, het voelt niet als werk. Zolang ik geestelijk en lichamelijk fit blijf, zie ik mezelf het nog lang doen.”
Esther: “Voor mij geldt hetzelfde, ik heb nog geen plan B. Dit is de leukste baan die ik me kan wensen.”
Lees ook: Werkende mbo-verpleegkundige leert steeds vaker door voor hbo-diploma
Steeds meer verpleegkundigen met een mbo-diploma leren succesvol door voor het hbo-diploma verpleegkunde terwijl zij werken. In 2021 behaalden 6.310 mbo-studenten een diploma verpleegkunde. In 2005 waren dat er nog 3.500.